Er zijn in Nederland veel “regels” in omloop die niet in
het wedstrijdreglement worden genoemd. Deze
fabelen zullen in de komende nieuwsbrieven aan bod
komen, uiteraard met ondersteuning van de echte
wedstrijdregels.
Fabel:
Versie 1: Een atleet raakt bij hoogspringen de lat,
waardoor de lat gaat trillen. Als de atleet de
hoogspringmat verlaat voordat de lat valt, is de
poging geldig en mag de lat stil gelegd worden.
Versie 2: Een atleet raakt bij hoogspringen de lat,
waardoor de lat gaat trillen. De atleet verlaat de mat
en als de lat dan nog 5 tellen blijft liggen is de poging
geldig en mag de jury de lat stil leggen.
Wedstrijdregel:
De juiste regel is te lezen in het wedstrijdreglement
art. 182.2a: ‘een poging van een atleet wordt als
mislukt beschouwd als de lat door toedoen van de
atleet tijdens of na de sprong niet op de steunen blijft
liggen.’
Als de lat tijdens de sprong valt is het uiteraard
duidelijk. Het onduidelijke is vooral wanneer de lat stil
gelegd mag worden als deze aangeraakt is en niet
(direct) valt.
Een lat ligt op een oplegsteun (40 mm) welke breder
is dan de lat (30-35 mm) zelf. Bij een lichte aanraking
en dus beweging is de kans dat de lat nog gaat
vallen nihil. Als de aanraking groter is en de lat ‘wild’
heen en weer beweegt, zal de jury moeten wachten
tot de beweging van de lat is afgenomen of tot de lat
daadwerkelijk valt. Het verantwoordelijke jurylid zal
zelf een inschatting moeten maken, wat volgens
hem/haar het juiste moment is. Het is uiteraard niet
noodzakelijk

Er zijn in Nederland veel “regels” in omloop die niet in het wedstrijdreglement worden genoemd. Deze fabelen wordt uitgelegd met ondersteuning van de echte wedstrijdregels.

Fabel 1:

Versie 1:
Een atleet raakt bij hoogspringen de lat, waardoor de lat gaat trillen. Als de atleet de hoogspringmat verlaat voordat de lat valt, is de poging geldig en mag de lat stil gelegd worden.

Versie 2:
Een atleet raakt bij hoogspringen de lat, waardoor de lat gaat trillen. De atleet verlaat de maten als de lat dan nog 5 tellen blijft liggen is de poging geldig en mag de jury de lat stil leggen.

Wedstrijdregel:
De juiste regel is te lezen in het wedstrijdreglementart. 182.2a: ‘een poging van een atleet wordt als mislukt beschouwd als de lat door toedoen van de atleet tijdens of na de sprong niet op de steunen blijft liggen.’
Als de lat tijdens de sprong valt is het uiteraard duidelijk. Het onduidelijke is vooral wanneer de lat stil gelegd mag worden als deze aangeraakt is en niet (direct) valt.
Een lat ligt op een oplegsteun (40 mm) welke breder is dan de lat (30-35 mm) zelf. Bij een lichte aanrakingen dus beweging is de kans dat de lat nog gaat vallen nihil. Als de aanraking groter is en de lat ‘wild’ heen en weer beweegt, zal de jury moeten wachten tot de beweging van de lat is afgenomen of tot de lat daadwerkelijk valt. Het verantwoordelijke jurylid zalzelf een inschatting moeten maken, wat volgens hem/haar het juiste moment is. Het is uiteraard niet noodzakelijk te wachten tot de lat geheel stopt met bewegen.

 

Fabel 2:
Als een atleet, bij hoogspringen, drie keer aan komt lopen zonder te springen dan is de poging ongeldig.

Wedstrijdregel:
Dit is inderdaad een wedstrijdregel, maar alleen bij pupillen. (art. 343.5) Bij alle overige categorieën (vanaf D junioren) hebben de atleten een tijdslimiet van 1 minuut per poging. Als er drie of minder atleten nog in de strijd zijn dan wordt deze tijdslimiet langer. (art. 180.16) Een atleet heeft dus het recht zo vaak aan te lopen als hij of zij denkt nodig te hebben, mits dit binnen de gestelde tijdslimiet valt. 

 

 

bron: Atletiekunie